‘Fundament jeugdhulp op instorten, andere tarieven nodig’

Het gaat niet goed met een belangrijk deel van de jeugdhulporganisaties. Dat blijkt uit onderzoek van Jeugdzorg Nederland begin oktober publiceerde, naar de jaarrekeningen van honderden aanbieders. Bijna de helft van de zogenoemde systeempartijen scoort financieel onder de norm. Een derde maakt zelfs verlies. Dat is ernstig, want daardoor komt de continuïteit van zorg in gevaar. Voorzitter Hans Spigt van Jeugdzorg Nederland: “Deze systeempartijen vormen het fundament van de jeugdhulp. Als die organisaties wegvallen heeft dat direct gevolgen voor de meest kwetsbare gezinnen en jongeren, want er is niet zomaar een vangnet.” De partijen bieden niet alleen cruciale jeugdhulp, ze vervullen vanwege hun kennis en netwerk ook een essentiële rol in het hele veld. “Ze zouden daarom anders gefinancierd moeten worden. Er wordt immers ook meer van hen gevraagd,” aldus Spigt.

Forse winsten aan de ene kant, verliezen aan de andere kant

Een uitgebreide analyse van Jeugdzorg Nederland van de jaarrekeningen van 678 organisaties en de jaarverantwoording van 1351 kleine aanbieders laat zien dat er grote verschillen zijn binnen de sector. Zo maakten (kleine) aanbieders van basis- of enkelvoudige hulp in 2018 gemiddeld meer dan 35 % winst (*). Tegelijkertijd kunnen aanbieders met een breed aanbod en een sterke kennis- en netwerkfunctie, de zogenoemde systeempartijen, nauwelijks het hoofd boven water houden. Een derde van hen maakte zelfs verlies.

‘Beloon naar aanbod en functie en betaal passend tarief’

Dat is zorgelijk volgens Jeugdzorg Nederland, omdat de organisaties waarmee het nu het slechtst gaat, de meest kwetsbare gezinnen en jongeren opvangen. Ze hebben vaak een regiefunctie voor de cliënt, kunnen snel op- en afschalen en doorverwijzen als het nodig is. Bovendien worden ze veel gevraagd mee te denken met lokaal en regionaal jeugdzorgbeleid. “Als je het zorglandschap opnieuw zou inrichten, dan begin je met deze spelers. Ze bieden cruciale jeugdhulp en hebben een essentiële rol in het hele veld. Ze worden daar echter niet voor betaald,” aldus voorzitter Spigt. Jeugdzorg Nederland pleit nu voor tariefdifferentiatie bij de inkoop. “Dat betekent dat het tarief hoger wordt als er meer gevraagd wordt. Als organisaties naast het bieden van hulp alleen, een veel bredere rol en functie vervullen, moeten ze daarvoor betaald worden.” Ook in recente rechterlijke uitspraken wordt benadrukt dat daar in tarieven rekeningen mee moet worden gehouden.

Onderzoeksopzet

De analyse van Jeugdzorg Nederland volgt op onderzoeken van de Jeugdautoriteit en Intrakoop waaruit al bleek dat de financiële positie van jeugdzorgorganisaties zorgelijk is. Soortgelijke conclusies volgden ook uit de barometer Nederlandse Gezondheidszorg die EY onlangs publiceerde. In de verdiepende analyse van Jeugdzorg Nederlands is gekeken naar de cijfers over 2018 uit alle bij DigiMV gedeponeerde jaarverslagen van organisaties die (een deel van hun) inkomsten uit de Jeugdwet ontvangen. De in totaal 678 geanalyseerde organisaties zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor 3,5 miljard euro aan omzet in de jeugdzorg (op een totaal van circa 4,3 miljard). Gekeken is naar zes financiële kengetallen (rentabiliteit, solvabiliteit, current ratio en graadmeters voor schulden, rente en aflossingscapaciteit). Jeugdzorg Nederland keek daarnaast specifiek naar de prestaties van de jeugdzorgorganisaties als het gaat om rentabiliteit (winstpercentage). Omdat die cijfers ook te halen zijn uit de vereenvoudigde jaarverantwoording die 1351 kleine aanbieders moeten aanleveren bij DigiMV, zijn ook de jaarrekeningen van die groep meegenomen in de analyse.

Dit cijfer hebben we later moeten nuanceren omdat de gegevens waarop we ons baseerden niet volledig waren. Klik hier voor het volledige bericht  daarover.


Deel deze pagina: