In de wijken

Een horde hulpverleners strijkt binnenkort neer in de wijken van de grotere steden. De jeugdzorgwerkers waren er al, maar zij krijgen binnenkort gezelschap van welzijnwerkers, schuldhulpverleners, thuiszorgspecialisten, ambulante psychiaters, arbeidsbemiddelaars, huisartsen, apothekers en wijkverpleegkundigen. Soms aangevuld met wat mobiele ambtenaren van de gemeenten. Binnenkort geen parkeerplaats meer over.

Wat gaan al die deskundigen doen? Sommige teams gaan zich richten op de hulp aan jeugdigen, anderen aan ouderen en soms hebben ze beide doelgroepen als target. En dat alles onder het strenge toezicht van de wethouder, die voor geïntegreerde dienstverlening moet zorgen en het motto voor ogen heeft: één gezin, één plan. 

Dat is mooi hoor, maar hoe is dat te rijmen met de verwachte topdrukte in de buurt? Zo wordt een deel van de hulpverleners bekostigd vanuit de zorgverzekeringswet (wijkverpleegkundige, huisartsen, apothekers) en een ander deel vanuit overgehevelde gemeentelijke middelen. Dat werkt de integratie doorgaans niet in de hand. Bovendien, de culturele scheidslijn tussen het medische en het sociale circuit  – beide binnenkort opererend in buurtteams – is groot en lijkt soms onoverbrugbaar. En wie heeft de leiding over al deze stoottroepen? Of wordt het een leger zonder generaal?

Dan het bijzondere fenomeen van de wijkverpleegkundige: herrezen vanuit het rode, witte en groene kruiswerk van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Wat gaat zij of hij doen? De wijkverpleegkundige moet het manusje van alles in de buurt worden: een hbo’er met brommer, bevoegd tot medische handelingen, als voorportaal voor alle vervolghulp, op de hoogte van alle problemen en de bijpassende remedie. Een prachtige functie – daar niet van – alleen nog zonder functionarissen. Naar het schijnt wordt daar hard aan gewerkt. Er breekt een spannende tijd aan. Want in de wijken moet het gebeuren. Of gaat het mislukken.

Hans Kamps,
Voorzitter Jeugdzorg Nederland 


Deel deze pagina: