Wanneer zijn we gestopt met luisteren?

Niels heeft MCDD (Multiple Complex Developmental Disorder). De laatste jaren pendelt hij heen en weer tussen de open en gesloten jeugdzorg. Hij heeft een enorm betrokken moeder die het van tientallen hulpverleners wint als het gaat om de handleiding van haar zoon.

Die handleiding bestaat. Hij is heel lang en kan ook maandelijks wijzigen. Niet op de manier waarop zijn moeder er last van heeft maar toch heeft Niels er last van. Niels heeft er last van waarom hij niet thuis kan wonen. Hij ziet er geen kwaad in dat hij zich soms twee weken niet doucht en al helemaal niet als hij 24 uur achter elkaar gamet zonder naar het toilet te gaan. Een fles in zijn kamer volstaat ook om zijn behoefte in te doen.

Niels’ verhaal begint al vanaf het moment dat hij een klein jongetje is. Zijn moeder merkt op dat Niels anders is dan andere kinderen van zijn leeftijd. Daar in principe niks mis mee maar op de basisschool gaat het niet goed met Niels. Hij begrijpt de sociale interactie van zijn klasgenootjes niet en komt hierdoor in de problemen. Zijn moeder vraagt om hulp bij de voormalige toegang van Bureau Jeugdzorg. Wanneer ik zijn volledige dossier uitdraai zie ik hoeveel beschikkingen jeugdhulp er zijn. Van PGB tot centra voor autisme. Uiteindelijk krijgt Niels de diagnose MCDD. Een complexe diagnose binnen het autisme spectrum.

Niels heeft zijn eigen waarheid en staat amper open voor de beleving van andere mensen. Niels vindt bijvoorbeeld niet dat hij ergens hulp bij nodig heeft. Als klein jongetje is dit nog aandoenlijk maar als Niels de puberteit bereikt noemt men het zorgmijding. Niels glijdt steeds meer af en zijn moeder lukt het niet meer om hem aan te sturen zoals ze dat al die jaren zo fantastisch heeft gedaan. Er volgt een spoedmaatregel en Niels belandt in de gesloten jeugdzorg. Dit is waar ik Niels voor het eerst ontmoet. De moeder van Niels spreek ik voor het eerst op kantoor. Zij is vol verdriet; dit heeft ze nooit voor haar zoon gewild. Hij neemt het haar ook kwalijk en is -zoals Niels is- niet van die waarheid af te brengen. Ik heb veel bewondering voor haar hoe zij dit een plekje kan geven. Ik zou het niet kunnen.

3,5 jaar lang trekken de moeder van Niels en ik met elkaar op. De verlengingen van de OTS is ook op haar verzoek. Niels is mij liever kwijt dan rijk. Hij is de enige jongere die ik heb begeleid met wie ik nauwelijks een band heb kunnen opbouwen. Ik zie dit als falen maar op de momenten dat ik dat uitspreek is het de moeder van Niels die mij met troostende woorden toespreekt. ‘Niels bouwt met niemand een band op die een andere waarheid heeft dan hij. Trek het je niet aan.’

Nadat het weer niet is gelukt op een woongroep, die zei hem alles te kunnen bieden wat daarvoor niet is aangeboden, hebben we overleg met elkaar. Ik vraag de moeder van Niels wat het allerbeste voor Niels zou zijn.

Het antwoord: ‘Niels moet naar huis.’

En zo geschiedde.

Een maand voor het aflopen van de OTS (Niels wordt bijna 18 jaar) gaat terug Niels naar huis. Hij is dolgelukkig.

We willen een huisje in de tuin; een soort beschermd wonen aan huis. Niels weigert iedere vorm van begeleiding. Niets heeft hem tenslotte -in zijn beleving- geholpen.

We voeren klachtenprocedures bij de WMO want ze wijzen af om het Tiny House te financieren. Zijn moeder kan dit niet in haar eentje. Maar men is ervan overtuigd dat er begeleiding moet starten. Directe begeleiding blijkt zelfs een harde voorwaarde te zijn. Niels heeft daar geen vertrouwen in en dit zal tijd kosten. Dat gebrek aan vertrouwen past bij zijn diagnose. De tijd die hij nodig heeft mag hij niet alvast wonen in een klein huisje in de tuin. Heel veel mensen willen eerst heel veel gesprekken voeren met Niels. Dat maakt zijn moeder zenuwachtig. Niels wil immers helemaal niets; zo komt het huisje er waarschijnlijk niet.

De moeder van Niels en ik zijn bang dat er niet goed naar Niels geluisterd wordt en niet door zijn boosheid en wantrouwen heen gekeken wordt. Dat is immers al heel vaak gebeurd.

We schrijven brieven en zijn moeder voert een prachtig betoog tijdens de hoorzitting. Maar men luistert niet naar degene die Niels het beste kent.

‘Mevrouw, wij moeten onderzoek doen maar u bent al bij de oplossing begonnen. Op die manier zet u ons buitenspel.’ Wanneer zijn we gestopt in zorgland om naar ouders te luisteren?

Na een aantal weken spreken we elkaar aan de telefoon. Ze is strijdlustig en gesterkt door de tips en onderbouwingen van netwerk op onder andere LinkedIn. Navraag leert namelijk dat jongeren die 18 worden niet per sé onder de WMO hoeven te vallen als er nog hulp nodig is met betrekking tot ontwikkeling in plaats van volledige zelfstandigheid.

‘Dat huisje gaat er komen, Christel. Al eet ik zelf elke avond een boterham met kaas.’

Ik heb alle vertrouwen in haar. Ik hoop vurig dat we in de toekomst meer maatwerk kunnen leveren als het gaat om jongeren die iets anders nodig hebben dan het bestaande aanbod. Zodat jongens als Niels niet eens onder toezicht gesteld hoeven te worden. Dat we gaan luisteren naar degene die de kinderen het beste kennen als zij door omstandigheden niet goed zelf kunnen uitleggen wat ze nodig hebben.

 

In de serie ‘Jeugdzorg in de praktijk’ vertellen jeugdzorgprofessionals wat zij meemaken tijdens hun werk. Christel Noppen is een van de bloggers. Christel is sinds 2016 werkzaam als jeugdbeschermer bij Jeugdbescherming West. In 2020 won zij een Hartenhuis Award (Stichting Het Vergeten Kind) voor meest inspirerende voogd. Dit is wat zij met haar blogs ook graag wil bereiken: mensen inspireren hoe het ook kan binnen de (gedwongen) hulpverlening.


Deel deze pagina: