No matter what

Bas van Dooremolen is jeugdbeschermer bij Jeugdbescherming Brabant. Oud-pupil Theo is inmiddels dertig jaar en hij is de enige met wie Bas privé contact heeft.

“Theo ontmoette ik in 2001 toen ik zijn gezinsvoogd werd. Ik zag een zachte, kwetsbare jongen die direct contact zocht. Hij kwam uit een moeilijke gezinssituatie met verwaarlozing en huiselijk geweld. Zijn ouders waren gescheiden. Moeder kon haar zonen niet aan en vader had nogal wat op zijn kerfstok. Theo was de middelste en was als eerste uithuisgeplaatst. Hij was dertien jaar en net bij een zorginstelling geplaatst die verblijf en behandeling bood. Theo had de nodige gedragsproblemen. Hij was niet agressief, wel chaotisch, druk en ongrijpbaar.

Theo was op zoek naar iemand die er voor hem was. Zijn ouders waren niet beschikbaar, hij zocht me op. Tijdens de eerste evaluatie bleek dat het niet lekker liep op de groep. Ik had ook zorgen over zijn seksualiteitsontwikkeling die achterliep. Destijds was seksualiteit een thema in de instelling waar Theo verbleef. Er was een groepsleider ontslagen die met kinderen in bed had gelegen en er waren voorbeelden van seksueel overschrijdend gedrag. Sommige kinderen deden hun broek naar beneden als er verkeer voorbijkwam. Theo liet geen overschrijdend gedrag zien, maar het behandelteam en ik vonden dat hij extra hulp nodig had. Daarom wilde ik dat Theo voorlichting kreeg. Een half jaar later vertelde zijn vader dat Theo thuis met zijn jongere broertje ‘doktertje’ had gespeeld. Ik hing direct bij de instelling aan de bel. Ik vond het onacceptabel dat nog niet gestart was met die voorlichting. Ik vroeg ze toezicht te houden op Theo, omdat ik niet het risico wilde lopen dat hij aan andere kinderen zat. Maar de instelling deed niets met mijn melding en negeerde mijn advies om maatregelen te nemen.

Zes weken later werd ik gebeld door mijn leidinggevende. Theo had een ernstig seksueel incident gepleegd. Hij had drie kinderen aangerand en verkracht op de groep. Het was een gruwelijk drama voor die kinderen, maar ook voor Theo. Ik was woest op de instelling. Volgens protocol meldde ik het incident bij het toenmalige Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De zorginstelling waar Theo verbleef kon dit niet waarderen. De directeur van die instelling klaagde zelfs over mij bij mijn werkgever, maar die stond gelukkig achter mij.

Theo moest onmiddellijk naar een gesloten voorziening. Ik bracht hem daar zelf heen. Ik herinner me iedere kilometer van die autorit. Hij had geen benul wat hem te wachten stond. Ik moest deze kwetsbare jongen plaatsen tussen straatvechtertjes. Ja, hij had iets vreselijks gedaan, een zeer ernstig delict gepleegd, maar er zat ook gewoon een kind naast me. Bij aankomst zag ik hem schrikken. Overal prikkeldraad. Hij klemde zich vast aan mij. Poeh.

Voordat ik jeugdbeschermer werd, werkte ik in een tbs-kliniek waar ook zedendelinquenten zaten. Hierdoor wist ik: Theo was geen zedendelinquent. Hij was een puber die als gevolg van zijn zwakke persoonlijkheid en zijn onveilige opvoeding niet wist wat wel en niet te doen. Ik bleef Theo regelmatig bezoeken. Vooral de eerste periode had hij het moeilijk. Hij moest zich staande houden. Soms zei hij dat hij behandeling nodig had omdat hij iets ergs gedaan had. Dan dacht ik: potverdomme, had hij maar eerder hulp gekregen.

‘JA, HIJ HAD EEN ZEER ERNSTIG DELICT GEPLEEGD, MAAR ER ZAT OOK GEWOON EEN KIND NAAST ME’

De nasleep met de zorgorganisatie was heftig. Ik vond dat de instelling nalatig was geweest. Wat als ze die jongen wel fatsoenlijk begeleid hadden? Daar kreeg ik geen antwoord op. Theo’s advocaat was kinderrechter geweest. Ook hij was des duivels. We meldden het bij de inspectie, maar de zaak werd met een half A4tje afgedaan. Ze zouden de protocollen herschrijven. Als er een incident is geweest moet je protocollen niet herschrijven. Je moet je afvragen waarom eerdere protocollen niet gewerkt hebben! Dat is een les die veel bestuurders missen. De mensen op de werkvloer moeten het doen, groepsleiders moeten signalen zien en daarop getraind worden.

Na twee jaar moest ik Theo loslaten, omdat ik in een andere regio ging werken. Dat vond hij erg. Ik voelde me schuldig, maar kon mijn collega niet voor de voeten blijven lopen. Tot zijn achttiende verbleef Theo in gesloten instellingen. Kort daarna werd hij in een kleinschalige zorgvoorziening geplaatst. Daar schreef hij me een brief.

Bij deze wil ik je bedanken voor alles wat je gedaan hebt en neem ik afscheid door middel van deze brief want ik kan heel moeilijk afscheid van je nemen omdat ik je nu al vijf jaar ken en in jou een vertrouwenspersoon heb gevonden en daarom zal ik je ook niet zo gauw vergeten. Als het zou kunnen had ik het liefst contact met je gehouden maar dat kan helaas niet en dat vind ik jammer want ik mag je heel graag. Ik zal je missen Bas.
Misschien tot ziens.

Ik besloot hem op te zoeken. Dat had ik nog nooit gedaan. Werk en privé hield ik gescheiden, anders overleefde ik het niet, maar Theo was die uitzondering. Hij omhelsde me meteen. Dat doet hij nog steeds. Hij is dertig jaar nu en woont en werkt nog steeds op deze plek. Hij vindt de samenleving moeilijk. We krijgen veel ernstige zaken op ons bord. Binnen al die ernstige zaken zitten kinderen die echt niks hebben en alles hebben verloren. Theo was zo’n jongen. Voor zulke jongeren moet je gaan staan, no matter what.”

 

 


Deel deze pagina: