Betere jeugdbescherming met een landelijk tarief

COLUMN – De wijze waarop jeugdbeschermers hun werk doen, mag niet afhankelijk zijn van de ‘toevallige’ financiële situatie van de gemeenten in de betreffende regio. De gecertificeerde instellingen moeten aan zeer strikte eisen voldoen, die in het hele land hetzelfde zijn. Astrid Rotering en Arina Kruithof, beiden bestuurslid van Jeugdzorg Nederland en bestuurder van een jeugdbeschermingsorganisatie, pleiten voor één landelijk tarief met één verantwoordingskader, zodat de gecertificeerde instellingen kunnen doen waar ze voor zijn: het beschermen van kinderen in het hele land onder dezelfde condities.

De jeugdzorg staat onder grote druk. We trekken daarover al jaren aan de bel, maar toch leken deze zorgen pas echt gehoord te worden toen de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie & Veiligheid in november 2019 het rapport ‘Kinderen onvoldoende beschermd’ en het signalement ‘Jeugdbeschermingsketen in gevaar’ publiceerden. “In de praktijk hebben jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders wel de verantwoordelijkheid maar niet de mogelijkheid om kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd te beschermen en daadwerkelijk te helpen”, aldus de inspecties. De jeugdbeschermingsorganisaties en de jeugdbeschermers kunnen dat niet omdat er onvoldoende hulpaanbod beschikbaar is voor deze kwetsbare kinderen en er grote financiële onzekerheid heerst. Ook neemt de complexiteit van de vraag toe en is er veel verloop onder jeugdbeschermers omdat de werkdruk te hoog is en er veel administratieve rompslomp is. De inspecties doen daarom stevige aanbevelingen.

Stelselverantwoordelijk

Het onderzoek en de aanbevelingen zijn daarna uitgebreid besproken met de ministers Dekker en De Jonge, de VNG en met de gemeenten. Iedereen onderschrijft de ernst van de conclusies van het onderzoek. De afgelopen maanden hebben we met de samenwerkende gemeenten afspraken gemaakt om tot verbeteringen te komen. Nu is het tijd dat ook de minister als stelselverantwoordelijke zijn rol pakt. Onze belangrijkste en eenvoudigste voorwaarde: we willen voor het uitvoeren van onze wettelijke taak één landelijk tarief met één verantwoordingskader. Dat neemt enorm veel administratieve rompslomp weg en biedt een gelijkwaardige kwaliteit in het land.

Stapje verder

Minister De Jonge wil met een Algemene Maatregel van Bestuur de ‘bouwstenen’ voor reële tarieven’ in de jeugdzorg vastleggen. We vinden dat hij nog wel een stapje verder mag gaan en ook naar landelijke tarieven voor jeugdbescherming en jeugdreclassering moet kijken. Dat zou namelijk heel logisch zijn. De eisen aan de maatregelen die de gecertificeerde instellingen (GI’s) uitvoeren zijn zo sterk landelijk geprotocolleerd, dat er geen enkele reden is om te accepteren dat er overal andere tarieven gehanteerd worden. De GI’s moeten voldoen aan een strikt normenkader Jeugdbescherming en Jeugdreclassering waarin eisen worden gesteld aan de deskundigheid van de medewerkers, gehanteerde methodieken en methodes, organisatie van processen en de samenwerking met andere organisaties. Periodiek wordt dit getoetst door het Keurmerk Instituut. Het ligt dus helemaal vast aan welke eisen alle jeugdbeschermingsorganisaties moeten voldoen. Als de kinderrechter een maatregel oplegt, moet deze binnen 5 dagen worden uitgevoerd door de gecertificeerde instelling. Terecht dat dit snel en professioneel moet, de rechter heeft geconstateerd dat een kind niet veilig is en wordt bedreigd in de ontwikkeling. Als maatschappij willen we dan dat er snel wordt gehandeld.

Logisch

Het uitvoeren van de jeugdbeschermingstaak is met de decentralisatie naar gemeente een marktopdracht geworden. Dat betekent dat de verschillende jeugdbeschermingsorganisaties in het land mee moeten doen aan aanbestedingen of andere inkoopvormen, waarbij afspraken met de regio/gemeenten gemaakt worden over hun regionale of lokale tarief en over de termijn van het contract. Dit leidt tot grote verschillen in de tarieven in het land, voor een taak die overal op dezelfde wijze, met evenveel tijdsinzet en even snel, moet worden uitgevoerd. Dat kan natuurlijk niet. De wijze waarop jeugdbeschermers hun werk doen, mag niet afhankelijk zijn van de ‘toevallige’ financiële situatie van de gemeenten in de betreffende regio. Nu hebben we verschillende tarieven en elke regio stelt eigen eisen aan de verantwoording. Door de ingewikkelde systematiek van het woonplaatsbeginsel heeft iedere organisatie met meerdere regio’s en dus met verschillende tarieven te maken. Hoe logisch zou het zijn dat voor het uitvoeren van een wettelijke taak er één tarief is met één verantwoordingskader zodat de gecertificeerde instellingen kunnen doen waar ze voor zijn: het beschermen van kinderen in het hele land onder dezelfde condities.

Astrid Rotering    
Bestuurslid Jeugdzorg Nederland                         
Bestuurder Jeugdbescherming west

Arina Kruithof
Bestuurslid Jeugdzorg Nederland (voorzitter Platform Jeugdbescherming)
Bestuurder Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond


Deel deze pagina: