Parlementaire Werkgroep presenteert ‘Jeugdzorg Dichterbij’

Vanmiddag overhandigt de Parlementaire Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg haar bevindingen in het rapport ‘Jeugdzorg Dichterbij’ aan voorzitter Verbeet van de Tweede Kamer. Daarna presenteert de voorzitter van de parlementaire werkgroep, PvdA kamerlid Pierre Heijnen, de hoofdlijnen van het rapport op een bijeenkomst van Jeugdpoort.

Onderwerpen die in het rapport aan de orde komen zijn onder meer de toenemende vraag naar jeugdzorg, preventie en eerstelijnszorg, indicatiestelling en zorgaanbod, verantwoordingsdruk, indekcultuur en incidenten, professionaliteit en deskundigheid, financiering en organisatie. Evenals het kabinet is de parlementaire werkgroep van mening dat jeugdzorg onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid dient te vallen. Toch zijn er ook verschillen met de kabinetsvisie. De belangrijkste verschillen worden hier kort opgesomd:

 

1. Één financieringskader

De parlementaire werkgroep pleit voor één financieringsstroom voor preventief jeugdbeleid (nu verantwoordelijkheid van de gemeenten), vrijwillige provinciale jeugdzorg (nu verantwoordelijkheid van de provincies), J-LVG (nu AWBZ gefinancierd) en J-GGZ (nu zorgverzekeringswet). De werkgroep stelt dat de vrijwillige jeugdzorg op lokaal niveau aangeboden moet worden. Deze vormen van hulp kunnen door gemeenten, eventueel in samenwerking, georganiseerd worden.

 

Vergelijking met kabinetsvisie

Het kabinet stelt ook dat samenwerkingsverbanden van gemeenten verantwoordelijk moeten worden voor het preventieve jeugdbeleid, de vrijwillige provinciale jeugdzorg en de jeugd LVG. Echter, het kabinet kiest er niet voor om de gemeenten de verantwoordelijkheid te geven voor de financiering van de J-GGZ.

2. Positie CJG & Onderwijs

Het is opvallend dat de term ‘Centrum voor Jeugd en Gezin’ weinig door de parlementaire werkgroep wordt gebruikt. De parlementaire werkgroep geeft het onderwijs een belangrijke rol als vindplaats voor kinderen die zorg nodig hebben. De parlementaire werkgroep stelt verder dat Zorg- en Adviesteams (ZAT) de belangrijkste rol spelen bij de organisatie van zorg.

 

Vergelijking met kabinetsvisie

Het kabinet stelt dat de jeugdarts (nu werkzaam in het consultatiebureau) in het CJG de rol krijgt van pedagogische huisarts en verantwoordelijk is voor het inschakelen van gespecialiseerde zorg. Het kabinet pleit daarnaast voor een goede afstemming met het onderwijs.

 

3. Hulpverlening in gedwongen kader

De parlementaire werkgroep bepleit dat er een goede aansluiting moet zijn tussen hulpverlening in het gedwongen en vrijwillig kader maar vindt dat er wel een scheiding tussen deze twee kaders moet blijven. Ook stelt de werkgroep dat verplichte vormen van jeugdzorg altijd dienen plaats te vinden binnen heldere wettelijke kaders. Verder stelt de parlementaire werkgroep dat ‘voor de meest zware doelgroep, namelijk multiprobleemgezinnen en zorgmijders dient binnen het gedwongen kader de mogelijkheid te bestaat om, indien nodig, hulpverlening in het vrijwillige kader te organiseren indien gedwongen hulp niet langer nodig is of vrijwillige hulp voor andere kinderen in het gezin nodig is’.

Wat betreft de bestuurlijke verantwoordelijkheid geeft de parlementaire werkgroep aan dat de uitvoering kan plaatsvinden onder de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid of een samenwerkingsverband van gemeenten. Hierover kan later een besluit worden genomen, aldus de werkgroep.

 

Vergelijking met kabinetsvisie

Het kabinet stelt dat ook de uitvoering van het hulpverlening in het gedwongen kader onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeenten dient te vallen.

 

4. Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)

De parlementaire werkgroep stelt dat de onderzoeksfuncties van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling en de Raad voor de Kinderbescherming moet worden samengevoegd. De werkgroep vindt dat er een oplossing moet worden gevonden voor de overlap tussen de onderzoeksfuncties.

 

Vergelijking met kabinetsvisie

Het kabinet stelt dat de meldfunctie van het AMK moet worden samengevoegd met de Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG) en de onderzoeksfunctie van het AMK met de Raad voor de Kinderbescherming. Over de samenvoeging van de meldfunctie van het AMK met de SHG doet de parlementaire werkgroep geen uitspraak.


Deel deze pagina: