Als morgen de JeugdzorgPlus stopt: Lieke van Domburgh

Wat als de JeugdzorgPlus morgen stopt? Er is veel te doen over de gesloten jeugdhulp. De vraag naar deze zorg neemt af, maar is er nog steeds. Daarom moeten we verder gaan dan alleen maar roepen dat de JeugdzorgPlus moet stoppen. Om de discussie over dit onderwerp aan te jagen en verandering te stimuleren, vraagt Jeugdzorg Nederland aan verschillende betrokkenen hoe zij tegen dit vraagstuk aankijken. Welke alternatieven zijn er nodig als de gesloten jeugdhulp niet meer zou bestaan? Hoe gaat het op dit moment in de JeugdzorgPlus? Vandaag deel 9 met met bestuurder Lieke van Domburgh.

Lieke van Domburgh is bestuurder bij iHUB. Jaarlijks worden bij deze jeugdhulporganisatie ongeveer 375 jongeren in een gesloten setting behandeld. Dat moeten er rap minder worden, vindt ze. “Ik heb echt de ambitie om verder af te bouwen, maar ik vind wel dat we dat gestructureerd en verantwoord moeten doen.”

In Nederland worden ieder jaar ongeveer vijfentwintig kinderen jonger dan twaalf jaar door de kinderrechter naar een gesloten jeugdzorginstelling gestuurd. Zij gaan naar Bergse Bos in Rotterdam, onderdeel van iHUB. “Zo jong en dan al gesloten. Iedereen krijgt daar buikpijn van en toch gebeurt het”, vertelt Van Domburgh. “Kinderen worden nooit vanuit het niets op hun tiende in de JeugdzorgPlus geplaatst. Dan is er heel wat aan vooraf gegaan. Dan zijn er al pleeggezinnen, een gezinshuis of andere behandelgroepen geweest waar het niet is gelukt. Het gaat om kinderen die ernstig beschadigend zijn naar zichzelf of anderen en die extreem risicovol gedrag laten zien.”

In de zoektocht naar betere zorg voor jonge kinderen is Bergse Bos vorig jaar met MyPlace gestart. Kinderen die niet meteen thuis kunnen zijn, maar ook niet in een pleeggezin of gezinshuis terechtkunnen, mogen er blijven zolang als nodig. Vanaf het begin zijn pleegouders of gezinshuisouders betrokken bij de kinderen, om hen de kans te geven veilige relaties op te bouwen buiten de groep. “We moeten meer van dit soort alternatieve vormen van jeugdhulp ontwikkelen, waar kinderen zo lang als nodig kunnen zijn, alle zorg krijgen die ze nodig hebben en waar we toewerken naar terugkeer naar huis of plaatsing in een pleeggezin of gezinshuis.”

Wie dacht dat JeugdzorgPlus er overal hetzelfde uit ziet, heeft het mis. iHUB heeft in diverse regio’s zelfstandige studio’s en kleinschalige woonvoorzieningen. In Zuid-Holland begeleidt een ambulant team jongeren met een (voorwaardelijk) gesloten machtiging op school en thuis. “Door onderwijs en zorg te combineren kunnen we met intensieve begeleiding steeds meer jongeren een alternatief bieden”, vertelt Van Domburgh. iHUB biedt ook jeugdzorg in Harreveld. Daar zijn open en gesloten groepen, kunnen gezinnen opgenomen worden en is de ZIKOS-afdeling gevestigd voor zeer intensieve kortdurende observatie en stabilisatie.

Van Domburgh weet dat er veel kritiek is, met name op de ZIKOS-afdeling. Ze erkent dat jongeren hun verblijf daar als traumatisch hebben ervaren. “Het is zeker niet altijd goed gegaan op Harreveld, maar het laatste jaar zijn er grote stappen gezet. We werken toe naar een warm en veilig klimaat.” Harreveld wordt letterlijk en figuurlijk verbouwd. Tralies gaan weg en de locatie wordt omgevormd tot landelijk expertisecentrum, waar de meest kwetsbare jongeren met problemen op verschillende gebieden behandeld worden. “Zie het als de intensive care van de jeugdzorg.”

iHUB streeft naar verdere afbouw van de JeugdzorgPlus. Wat als jullie er morgen mee stoppen?

“Dat zou totaal onverantwoord zijn. Doel moet zijn om kinderen de best passende zorg te bieden en het leven zo in te richten dat deze vorm van zorg uiteindelijk niet meer nodig is. Daar werken we aan en daar moeten we met allerlei partijen en met jongeren en gezinnen verder aan werken. Op sommige plekken hebben we de kennis, vaardigheden en randvoorwaarden nog niet op orde. We willen jongeren behandelen in kleinschalige voorzieningen en in een huiselijke omgeving. Dat is niet zomaar gerealiseerd. We bereiken mooie resultaten in kleinschalige voorzieningen, maar komen ook lastige vraagstukken tegen. Hoe zorgen we voor goed onderwijs in kleinschaligheid? Hoe hou je voldoende stevigheid in je teams op kleine locaties? Hoe blijven we veiligheid garanderen? Ik zeg dit niet om me daarachter te verschuilen, want ik heb echt de ambitie om verder af te bouwen, maar ik vind wel dat we dat gestructureerd en verantwoord moeten doen. Laat ik een dilemma schetsen. We hebben de zorg op verschillende plekken huiselijker georganiseerd, maar ook daar ontregelen sommige jongeren ernstig. Ramen blijken niet stevig genoeg. We hebben gezien dat een kind het raam kapot sloeg en glas opat. Dat wil je niet. We doen er natuurlijk alles aan om dit te voorkomen. Het kost tijd om gebouwen aan te passen en om met elkaar te werken aan gespecialiseerde zorg in een veilig én liefdevol klimaat.”

Denkt u dat sommige groepen altijd de bescherming van een gesloten groep nodig blijven hebben?

“Als je praat over groepen, suggereer je dat kinderen op elkaar lijken. Ik zie vooral jongeren en gezinnen met hele verschillende vragen en behoeften. Er is een enorm palet aan oplossingen nodig. Dat vraagt om intensieve samenwerking en meer onderzoek. Ons doel moet steeds zijn dat we met elkaar willen leren en dat we, áls we kinderen gesloten plaatsen, dat zo humaan mogelijk doen. Ook moeten we echt beter inschatten aan de ‘voordeur’ wat er nodig is voor een kind of gezin. Nu komen te veel kinderen in de gesloten jeugdzorg terecht omdat ze elders niet meer weten wat ermee te doen of vanuit een crisis. Als we de zorg daar versterken, ben ik ervan overtuigd dat we met veel minder JeugdzorgPlus afkunnen.”

Hoe komt het dat de ombouw en afbouw van de JeugdzorgPlus zo lang duurt?

“Ik ben trots op ontwikkelingen in de JeugdzorgPlus de laatste jaren. We zijn actief bezig met verminderen van dwang en drang, we werken samen rondom suïcide-preventie, kleinschaligheid en gezinsgericht werken. Juist met allerlei verschillende professionals, ouders, jongeren en de wetenschap. Alleen zo komen we verder. We zijn ons ervan bewust dat het lang duurt, maar het vraagt tijd om een klimaat te veranderen, alternatieven op te bouwen en medewerkers op te blijven leiden. De aanbestedingsprocedure heeft ook niet geholpen. We zijn weer concurrenten geworden. Dat moeten we niet willen bij kinderen met hele ingewikkelde problemen die zo kwetsbaar zijn. Dat vraagt juist om intensieve samenwerking, om samen leren en samen verbeteren en de best passende zorg bieden. Het helpt ook niet dat landelijke regie ontbreekt. We splitsen in Nederland nog steeds alles op in vakjes, kaders en hokjes. Ik zou per landsdeel de belangrijkste spelers bij elkaar zetten en zeggen: Kom er maar uit met elkaar, jullie zijn sámen verantwoordelijk. Niet alleen voor de zorg, ook voor het leren en voor kennisontwikkeling. Voor een kleine groep jongeren blijven zeer specialistische zorgvormen nodig, die zou ik landelijk organiseren.”

Lees ook de column van ons bestuurslid Bas Timman over de actuele ontwikkelingen rond de JeugdzorgPlus. Meer weten over initiatieven om te komen tot eerdere, snellere en beter passende hulp? Kijk dan op deze webpagina van StroomOP.

Eerder verschenen in de reeks “Als morgen de JeugdzorgPlus stopt” de verhalen van Giovanni Coenen, Romy, Klaas Reis, Frederique CoelmanMarleen Luimes & Elise Melker, Kavita Parbhudayal, Jan Pieter Meijer en Rochelle.  

 


Deel deze pagina: