Knellend jeugdzorgbudget: oorzaak en gevolg

Krijgen gemeenten wel genoeg geld om hun jeugdzorgtaken uit te voeren? Dat was een van de centrale vragen tijdens het Kamerdebat over de evaluatie van de Jeugdwet vorige week. Een deel van de Tweede Kamer wil dat onderzocht wordt of het macrobudget volstaat. Twee moties met deze strekking haalden echter geen meerderheid bij de stemmingen in de Tweede Kamer deze week. Terwijl er toch echt alle reden is om de zorgen van gemeenten serieus te nemen!

Door Hans Spigt, voorzitter Jeugdzorg Nederland

Laat ik u nog even meenemen in de historie van deze tekorten. De decentralisatie van de jeugdzorg op 1 januari 2015 ging gepaard met een forse bezuiniging: in drie jaar tijd liep de korting op de rijksbegroting op tot structureel 15 % minder budget voor gemeenten voor uitvoering van jeugdzorg en jeugdhulp (circa 450 miljoen euro). Het bezuinigingseffect op de daadwerkelijke jeugdhulp en jeugdbescherming was echter nog veel groter.

Bezuinigingen méér dan 15%

Sommige provincies, vóór 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, hadden naast het geld dat ze van het rijk kregen ook ‘eigen’ budget in hun begroting vrijgemaakt om te investeren in de zorg voor jeugd. In alle rekensommen van het Rijk ter bepaling van het budget dat ná 1 januari 2015 naar gemeenten moest gaan, bleef dit extra geld buiten beeld. Van het geld dat wel naar de gemeenten ging, ging direct een deel naar de ambtelijke organisaties zelf: gemeenten hadden immers voor de uitvoering van de nieuwe taak ook extra mensen nodig. Deze beleidsmedewerkers, inkopers, contractbeheerders moesten het jeugdzorgbeleid vormgeven en uitvoeren. Deze ambtelijke kosten, die er structureel zijn, moeten ook betaald worden uit het budget dat de gemeenten van het rijk ontvangen voor jeugdzorg.

Het daadwerkelijk beschikbare budget voor jeugdhulp op de werkvloer is dus nog eens fors lager dan die landelijke bezuiniging van 15 %. Deze financiële taakstelling kon nooit meteen worden gecompenseerd door de veronderstelde synergievoordelen van de decentralisatie. Als er al echt een financieel synergievoordeel is, dan heeft dit meer tijd nodig.

Succes wijkteams: meer kinderen in beeld

Bovendien is er het succes van de wijkteams en de nieuwe werkwijzen die ertoe leidt dat, gelukkig, meer kinderen die jeugdhulp nodig hebben worden ‘gevonden’. Hoewel de echte transformatie nog op gang moet komen, is de beweging naar wijkteams en scholen wel degelijk in gang gezet. De doelstelling van de Jeugdwet is om problemen eerder te signaleren en sneller hulp te kunnen bieden. Dat is dan ook gebeurd. De wijkteams bereiken mensen die eerder buiten beeld bleven. Wellicht leidt dit op termijn tot besparingen, omdat een deel van de zware problematiek voorkomen wordt door al hulp te bieden als de problematiek nog ‘overzichtelijk’ is. Maar op korte termijn leidt het vooral tot flinke extra kosten: als je meer problemen signaleert, moet je daar ook iets mee doen. De kost gaat voor de baat uit.

Bezuinigingen + meer vraag = (financiële) problemen

Ik ben geen professor in de economie, maar ik kan wel rekenen en dan is het niet moeilijk om te snappen dat deze combinatie van een forse bezuiniging en toenemende behoefte aan hulp onherroepelijk tot problemen leidt. Dat gemeenten onder druk van oplopende tekorten geneigd zijn bij de inkoop van jeugdhulp dekking te zoeken door te lage tarieven te bieden, is vanuit financieel oogpunt misschien nog te begrijpen, maar niettemin onaanvaardbaar. Kwaliteit, capaciteit én continuïteit van jeugdhulp komen in gevaar. De werkdruk loopt zo ver op dat dit grote gevolgen heeft voor de werkers in de jeugdsector en vacatures zijn steeds moeilijker in te vullen. Aanbieders willen én moeten jeugdhulp van goede kwaliteit leveren,  naar de geldende professionele standaarden en met de daarbij behorende activiteiten gericht op professionalisering, collegiale intervisie en het implementeren van nieuwe innovatieve werkwijzen: daarbij hoort een fair tarief. Ook recent onderzoek door Berenschot bevestigt dat de tarieven die gemeenten in 2016 voor jeugdbescherming en jeugdreclassering betaalden gemiddeld zelfs 10 % onder de kostprijs lagen. Bij andere jeugdhulpvormen speelt dit ook. Het is hoog tijd voor extra budget. Laten we voorkomen dat de zorg en daarmee het kind de dupe wordt!

 


Deel deze pagina: